Berlijn Boudewijn

Journaliste, schrijfster, omroepster in de DDR.

Een silhouet van haar, een schim, dat lijkt me genoeg.

Hieronder te lezen: alle bijdragen van maart 2012 tot  en met juni 2021

Maart - mei 2012

Je zou het een WG kunnen noemen, een Wohngemeinschaft , ware het niet  dat Sebastian, Gabriel, mijn zoon en ik toch echt Untermieter  zijn en  mevrouw M. de hoofdhuurder. Over Barbara wil ik wat meer vertellen, niet alles, want zij heeft ook een privéleven. Maar boeiend genoeg om uit de doeken te doen. Aanvankelijk leek zij een echte hospita, die ons direct alle huisregels voor de komende tijd verklaarde, maar achteraf viel het enorm mee en konden we ons in alle vrijheid bewegen door het hele huis.

’s Ochtends zet ik aan de iets te grote ronde tafel in de iets te kleine woonkeuken een ontbijt klaar.  De oude DDR-radio – ik vind hem prachtig – op de Deutschlandfunk: nieuws, weerbericht, verkeersinformatie of een diepgaand interview neuzelt op de achtergrond.  In principe dek ik voor mijzelf, want de anderen zijn niet zo matineus, maar het gebeurt regelmatig dat ze binnenkomt. In ochtendjas, iets wijds, iets warms, want niet overal in deze oude grote woning is het warm. Vilten sloffen aan. Warrig, wild haar.

 ‘Wilt u mee ontbijten? Zal ik ook een koffie voor u inschenken? (Wij dutzen elkaar absoluut niet: je en jij zeggen doe je niet zomaar). Dit is nog eigengemaakte jam uit Holland, maak ik zelf, wilt u ook wat?’ ‘Ach nee, ach ja, ik wilde eigenlijk eerst even de badkamer in. En ik ontbijt vrij laat, eet ook niet zo veel. Wat zijn dit voor crackers, eigenlijk. Sieht gut aus, schmeckt gut, oder?’

Ze pakt een knäckebrödje , smeert er mijn hausgemachte zwartebessenjam op, begint staand te eten. Dan, om haar te verleiden wat meer over zichzelf te vertellen, vertel ik over mijn fascinatie voor de DDR, hoe ik een perfect soort Duits leerde van ‘Stimme der DDR’, een van de officiële radiostations.

En dat mij nog iets fascineert: ‘Dat schilderij met die zonnebloemen, dat boven mijn bed hangt in die mooie kamer van mij (zie de foto’s), daarin staat met zwarte stift een soort levensverhaal geschreven. Is dat misschien uw levensverhaal?’ Dit treft doelt, en na een paar keer ontbijten samen, kort of lang en na de puzzelstukjes bijeen gelegd te hebben komt dit er ongeveer uit.

‘Het land waar ik vandaan kom ligt in Galicië, grensgebied van wat nu Polen, Oekraïne en Slowakije is. Mijn ouders waren joods, min of meer Duitstalig, jiddisch kenden ze ook.  Tijdens de oorlog hebben ze zich, omdat ze nergens geregistreerd waren kunnen onttrekken aan vervolging. Maar na de oorlog werd het heel kritiek voor ons. Alles wat Duits leek, werd, kun je wel zeggen verdreven.  Mijn moeder vluchtte en kwam in een Durchgangslager  in de buurt van Leipzig terecht, nou, en daar ben ik dus geboren en ik heb het wel gehaald.’

Ze kijkt me triomfantelijk aan. ‘Ja, ik heb het gehaald, want dat kamp was gewoon verschrikkelijk. Er zijn daar jonggeboren baby’s gestorven aan ondervoeding, dysenterie of ziekte of kou, want reken maar dat de Russen niet echt menslievend waren. Sterker nog, vaak waren die kindertjes geboren omdat die Russen de vrouwen in het kamp… na ja, Sie verstehen ja was passiert ist? ‘ ’Maar mijn vader was geen Rus, hoor, zeker weten. Zal ik een fotootje van hem pakken?’ Ze staat op, heeft een stevige Duitse boterham met door haar pas ontdekte Nederlandse pindakaas in haar hand, loopt geruisloos naar  de  woonkamer.

Ze heeft me een keer in losse lijstjes foto’s laten zien. Van haar moeder, haar oma, die probeerden zo snel mogelijk uit het opvangkamp te komen. In het platgebombardeerde Leipzig konden ze een noodwoning betrekken. Oma en moeder werkten als  ‘Trümmerfrauen’ dat wil zeggen dat vrouwen in ploegendienst straat voor straat vrij van puin en afval maakten en de grote bakstenen geschikt maakten voor hergebruik. Sjouwen, stenen bikken, stapelen, vegen in ruil voor eten en een dak boven je hoofd. Ondertussen werden baby’s en peuters opgevangen door een ander ploegje vrouwen. Mannen? Die waren er nauwelijks, want er waren er veel gesneuveld of ze werkten aan de wederopbouw van fabrieken. Of nog erger, het ontmantelen van nog bestaand industrieel materieel, dat door de Russen naar de door de oorlog verwoeste Sowjet Unie werd afgevoerd.

‘Ik deed het goed op school, Duits is natuurlijk mijn moedertaal geworden. Toen ik jong was vond ik het heerlijk om verhaaltjes te schrijven en die voor te lezen aan de kleintjes in de crèche. Ik was ook dol op de oude sprookjes uit Galicië, die mijn oma en mijn moeder aan mij doorgaven. En vertelde ze weer aan de kleintjes of, als ze te eng waren, maakte ik ze wat minder wreed. Weet u, dat van al die sprookjes van Grimm lang niet alles klopt?  Ze hebben ze verdraaid, verduitst en God betere het  altijd weer een moraal er in gestopt. Oorspronkelijk waren die sprookjes helemaal niet zo, echt niet. Hoe kom ik hier op? Kent u het sprookje van Repelsteeltje. Het meisje dat uit stro goud kon spinnen? Bij de gebroeders Grimm gaat Repelsteeltje dood, want hij is immers de slechterik.  Maar in het echte sprookje, trouwt dat meisje met hem… echt! Maar hoe kom ik hier op?’

Frau M.: ze sprong van de hak op de tak, maar ondertussen werd het verhaal al duidelijker. Met zeventien wist ze dat ze schrijver wilde worden. Daar kon je niet van leven, dat was te individualistisch, anti-socialistisch en haar opvoeders vonden dat niet goed. Dus dat werd uiteindelijk journalistiek. Met een kakelende lach herhaalde ze het: ‘Journalistiek in onze DDR, ja stel je voor! Alsof je als journalist echt het nieuws kon verzamelen, kon duiden, je mening kon geven. U begrijpt, onze hele berichtgeving werd gedaan binnen bepaalde kaders. Uitgaande van de arbeidersbeweging, het leidende principe van de SED,  de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland,  samen met de andere socialistische broederstaten onder de hoede van de KPdSU,  de Sowjet Unie, ons grote voorbeeld. Blablabla..! Ja, ik was toen ook al kritisch hoor!’, zegt ze.

Een van haar eerste opdrachten was dat ze in één dag een tekst moest schrijven over schilderijen in het ‘Grünes Gewölbe’, het museum  in Dresden dat in volle glorie werd hersteld en weer vol stond met kunstschatten. Toen ze bij haar bronnenonderzoek over Italiaanse en Hollandse meesters ook informatie uit Nederland en  Florence wilde raadplegen, bleek dat niet toegankelijk. Het was er wel, maar achter slot en grendel en deze bronnen uit de niet-socialistische wereld werden niet betrouwbaar geacht.  Op een reis naar Polen kon ze eindelijk een keer Galicië bezoeken, vond het direct fantastisch in die streek – ‘weet u, ik voelde gewoon dat ik daar vandaan kwam!’ – en zag in de universiteitsbibliotheek van Krakow, dat heel veel kunsthistorische informatie uit heel veel landen wél toegankelijk was.

Terug in de DDR waagde ze het daarover te schrijven en merkte direct dat haar bijdrage werd ingetrokken. Niet werd geplaatst. De Volks Republiek Polen mocht dan een broederstaat zijn, zo frank en vrij als daar met moderne abstracte kunst, jazz, met popmuziek en het katholieke geloof werd omgegaan, dat kon niet in de DDR. Schrijven in de kranten in de DDR was aan zoveel regels gebonden en dan toch werd om soms onnavolgbare redenen een  open en kritisch stuk geplaatst. Ook het plichtmatig schrijven over alle positieve aspecten van de planeconomie, over de goede banden met de socialistische broederlanden (Oostblok), over de opvoedkundige waarde van sociaal realistische kunst voor de arbeidersklasse; ze werd het spuugzat. Dat was begin jaren zeventig.

Inmiddels was ze met haar man naar Berlijn verhuisd, kreeg contacten met mensen die bij de omroep werkten. Haar heldere, klare stem viel op en zo kwam het dat zij teksten, nieuwsberichten, samenvattingen uit de kranten las op Stimme der DDR en Radio Berlin International.

Ik heb het haar niet verteld, maar de eerste keer dat ik haar in februari 2012 aan de telefoon kreeg om de huur van een kamer bij haar bevestigd te krijgen had ik het beeld voor me van een jonge, assertieve, attractieve vrouw, een schrijfster, die even uit het restaurant naar buiten ging – waar ze overlegde met een uitgever – om met mij te bellen.  Een klare, heldere stem met een perfect soort Duits, niet het Duits met een Berlijns of Saksisch accent, wat je wel eens hoort van voormalige DDR burgers. Het leekt me best spannend om bij zo’n vrouw in huis te wonen…

Maar nee, jong is ze niet meer en dat assertieve en dat attractieve viel in werkelijkheid nogal mee.

‘Ja natuurlijk, bij de omroep werden wij natuurlijk gewikt en gewogen. Hoe trouw we waren aan de partij, hoe grondig en precies we onze teksten voorbereidden en voorlazen. We werden echt heel goed opgeleid en begeleid, moet ik eerlijk zeggen. Toen mijn kind geboren werd, bleef ik gewoon in dienst,  dat was vroeger bij ons voor vrouwen heel goed geregeld. Alleen, toen mijn dochtertje een half jaar was en naar de crèche moest, was ik verplicht haar in de Kindertagestätte  van de omroepmedewerkers onder te brengen. Dat leek wel goed geregeld, maar dat wilde ik helemaal niet: er werd daar helemaal niets aan creativiteit gedaan. Mijn kind zou daar niets van leren. En ik wilde haar ook naar mijn eigen opvattingen kunnen grootbrengen.

Ja, we woonden toen al hier aan de Saarbrückerstraße en we hadden hier ambtenaren wonen, gezinnen, een enkele student, een enkele kunstenaar. En in het begin hebben we de woning gedeeld, omdat er nog woningnood was. In de twee voorkamers woonde een gezin. Mijn man en ik,met onze dochter gebruikten wat nu de woonkamer is, met een aparte slaaphoek.  Maar eind jaren zeventig was dat niet meer nodig. Heel veel jongelui wilden toen in nieuwe wijken gaan wonen, met flats, met eengezinswoningen. Maar wij zaten hier uitstekend hoor. Achterin de wijk was het slecht onderhouden, soms onbewoonbaar zelfs, maar daar woonden mensen, ook vrienden van ons die meer hun eigen gang wilden gaan: studenten, kunstenaars, vrijgezellen, kinderrijke gezinnen, Vietnamezen, Angolezen, die hier tijdelijk werkten.

Nou, toen ik voet bij stuk hield en mijn kind echt niet bij kinderen van collega’s in de crèche van de omroep wilde onderbrengen kreeg ik de zak. Einfach gefeuert, wissen Sie?

Als Barbara eenmaal aan het vertellen raakte, ging ze toch maar aan de ontbijttafel zitten en als ik niet oplette, waren aardig wat sneetjes brood met kaas en vleeswaar verorberd.

‘Nu was mijn man een gerespecteerd micro-bioloog in het Charité ziekenhuis, hier niet ver vandaan. En hij had voldoende inkomen. Dus ik zat gewoon thuis, met mijn kind, dat ik zelf opvoedde en grootbracht en ondertussen kon ik heerlijk schrijven en mijn gang gaan.  En op alles wat me gevraagd werd, bijvoorbeeld om mijn buren te bespioneren, heb ik heel vriendelijk en lachend nee! gezegd. Inoffizielle Mitarbeiterin, een IM ben ik nooit geweest en ze hebben denk ik niets kunnen ontdekken, waarmee ze mij konden chanteren.’

Ik wilde graag weten, wat ze schreef: misschien iets met sprookjes? ‘Aber natürlich! Und wissen Sie was? Heel veel van die sprookjes die ik nog in mijn hoofd had, kon ik gebruiken in hoorspelen. Ik had nog goede relaties bij de omroep en heb ze een keer zo’n hoorspel aangeboden.  En dat werd zo goed gevonden dat ik hoorspelen ging schrijven en verhaaltjes voor kinderen.  En later voor volwassenen.  Ik heb jaren lang elke week, ja dat hoort u goed, elke week een aflevering voor een hoorspelreeks geschreven, die nog diezelfde week werd opgenomen en uitgezonden. Een radiofeuilleton. Dat is nu niet meer voor te stellen, hè, maar toen had je maar twee DDR TV netten en veel radio. West-TV mocht je niet kijken, hoewel velen dat hier in Berlijn stiekem deden.

Maar goed, hoorspelen, daar was echt behoefte aan en wat ik er zo fijn aan vond, was dat ik in die hoorspelen voor volwassenen heel veel kwijt kon van de actuele tijd. Ik moest wel zo schrijven dat het door de censuur kwam. Het was soms op het randje, je moest binnen bepaalde kaders blijven. Maar ze hebben eigenlijk nooit een uitzending verboden.

Bijna tien jaar heb ik dat gedaan en toen ben ik van de ene op de andere dag, ik weet nog , vlak voor de  zomer van 1981 gestopt. Ik had er geen zin meer in, ik was leeg, had geen inspiratie meer en tijdens een tripje naar Polen, waar ik opeens een ander soort kunst en een andere pers zag en veel interessantere muziek op de radio hoorde dacht ik, nu is het afgelopen, ik stop ermee.

Maar ja wat dan, nietwaar? Een mens moet toch werken en geld verdienen. Toen ben ik toch doorgegaan bij de radio, want de directie vroeg mij weer terug. Ze vroegen of ik boekbesprekingen en recensies wilde doen en ook voorlezen. Een beetje m’n oude beroep, zal ik maar zeggen.’

Hier moest ze even giechelen en nam me mee naar de gang. Eén wand van de lange donkere gang tussen de keuken en de woonkamer – waartussen een voorraadkamertje, het toilet en de badkamer – was van onder tot boven aan het hoge plafond bedekt met planken vol boeken. Vertaalde wereldliteratuur, kunstboeken, DDR schrijvers, maar ook West-Duitse schrijvers als Heinrich Böll,  Günther Grass, gedichtenbundels, rijen boekjes van de REKLAM uitgeverij. Fotoboeken uit alle delen van de wereld, landen waar mensen uit het oostblok nooit naar toe konden reizen. Ik had het luilekkerland al een paar dagen eerder ontdekt en wat boeken op mijn kamer bekeken en gelezen en vond het verbazingwekkend veel.

In oktober 2013 ontvangt ze ons weer, met een warm hart en met een beetje chaos in het grote huis. Naast de tegelkachel liggen briketten om de eerste kou te verdrijven.

We koken een keer voor haar en voor Peter, een vriend van haar, die kunstenaar is en wat zorg nodig heeft. Het wordt een viergangen maaltijd in de lichte voorkamer, heel gezellig en ze waardeert het bijzonder.'Wat heerlijk om gast in je eigen huis te zijn', zegt ze. Ze hadden een drukke dag achter de rug met doktersbezoek, een rit naar Peters huisadres om medicijnen op te halen, oppassen op het kleinkind dus ze waren heel blij om te kunnen aanschuiven.

Ze laat ons bloemlezingen zien uit de tijd van de DDR, maar ook van na de Wende van 1989. Ze heeft een boek voor ons als geschenk, dat ze zelf heeft geschreven en geïllustreerd. Gedichten, teksten, schetsen en tekeningen. Ook grafiek  van Peter  staat  erin. Ze schrijft er een opdracht in. En nog een klein boekje met het verhaal over haar oma uit Galicië. "Ik ben een Lemkokind", zegt ze, wat dat dan ook maar mag betekenen.

In juni 2014 ben ik weer een  week bij haar. 'Ik heb je kamer weer vrijgemaakt, hoor', zegt ze door  de telefoon. Mijn kamer,  ik voel me weer helemaal thuis. Op dinsdagavond - het is heerlijk warm weer - zit ik in het open raam, koud flesje Radeberger (bier uit Oost-Duitsland) in de hand. Bij Chagall op de hoek hoor ik vrolijk gelach en gepraat op het terras.

Later in de week op vrijdag zit ik te schrijven met de ramen wijdwagen open, het straatgeluid wordt af en toe onderbroken door gejuich en gejoel en gekreun. De terrassen rond het Senefelderplatz zitten vol, schermen zijn strategisch geplaatst: men kijkt naar het WK Voetbal en drinkt. Na afloop krijg ik een SMS-je van mevrouw M.: Gratuliere!!!!🙂 5-1 für Holland! Ach die arme Spanier.

In mei 2015 gaan we nog eens op bezoek. We koken en eten samen. Peter, de kunstenaar is blij als een kind, maar ook behoorlijk van streek als het maaltijdritueel anders gaat dan hij gewend is. Mevrouw M. heeft heel veel met hem te stellen de laatste maanden. Hij woont nog op zichzelf aan de Veteranenstrasse, maar komt dagelijks met haar eten. Met mooi weer is hij veel buiten, zit op het terras bij Chagall, mag niet meer dan een tientje per dag uitgeven. Met dit dagritme is zijn voortschrijdende Alzheimer een beetje onder controle te houden.

Tot onze verrassing staat het stokoude pand in de steigers. Het was tot nu toe het enige pand in de straat, waar groepen toeristen bleven staan om te zien hoe vroeger alle huizen in Prenzlauerberg waren; oud, grauw, afgebrokkeld pleisterwerk, soms met netten bedekt om neervallend gruis op te vangen. De eigenaar, een jongeman uit Zwitserland heeft besloten het aan de buitenkant volledig te laten restaureren. Hij krijgt steun daarvoor van Monumentenzorg. Een interne renovatie gaat langer duren. Het gaat om 15 woningen, twee praktijkruimtes en nog een bedrijfspand.  De huurders zijn daar blij om, anders zou hun huur zo onbetaalbaar worden, dat ze net als vele andere Berlijners verdrongen zouden worden naar slechtere wijken of wijken ver van het centrum.

In januari 2017 zou ik het liefst op mijn vertrouwde adres verblijven, ware het niet dat ik overvallen word door een verdrietig bericht. Peter O., haar levenspartner gedurende een jaar of vijftien, architect,tekenaar, schilder, kunstenaar, de Peter die ik ken als beminnelijke én wispelturige huisgenoot, is overleden. En Barbara is voorlopig niet in de stemming om onderhuurders in huis te hebben. Ik heb iets van Peter, een tekening die ik langs wil brengen, meld ik in een mail vooraf. Een lange avond drinken we thee, eten we cake en chocola en vertelt ze me veel over Peter, zijn familie, haar verleden. Natuurljk wisselen we van alles uit over de DDR, haar werk bij de radio, het Palast der Republik dat heeft moeten wijken voor de bouw van het Stadtschloss. Over de SED van vroeger en de SPD van nu, de geschiedenis van dit grote oude huis. Van buiten in een nieuwe façade , van binnen nog net zo vertrouwd als in 2012. Ik kom er graag en ga Barbara zeker nog terugzien, elke keer als ik weer in Berlijn ben.

Maart 2018

Nee, ik maak geen selfie van mijn aankomst: het ziet er niet uit! Met een topzware fiets wiebel ik Berlin Hauptbahnhof uit: uitpuilende fietstassen, koffer vastgebonden, winterjas, sjaal, warme handschoenen en... de helm. Een fietshelm met achterlichtje, die ik in Nederland nooit gebruik maar in Duitsland Pflichtsache  is. En geen overbodige luxe, want in de Torstrasse raast Berlijns verkeer twee rijen dik langs mij heen, maar ziet mij, want houdt in naar één rij om mij  weiträumig zu umfahren.  Gaat het ook nog zachtjes regenen... 

Ik sta voor het huis, de machtige gevel ziet er twee jaar na de restauratie nog nieuw uit. Gründerzeit. Vorderhaus. Ik bel en iemand doet de poort open. Ik vind de sleutel, niemand is nu thuis: de studenten aan het werk en Barbara nog in Venetië. Ik dwaal door de kamers, voel de vloerdelen kraken op bekende plekken: het is vol, er zijn meer spullen bijgekomen. Het is rommelig, alsof de bewoners hals over kop zijn vertrokken. Het is gezellig, ik herken veel spullen, sommige zijn verplaatst. Zelfs de geur is bekend, ik voel me direct weer thuis. Een snel geschreven briefje van B. dat eindigt met: '- vanavond om een uur of tien thuis om de kamer in orde te maken'. Mijn natte jas hangt aan de overvolle kapstok. Het is fijn om hier weer 'thuis' te zijn.

Augustus 2018

Fernweh is eigenlijk de pendant van heimwee: je wilt terug naar een plek waar je je heel erg senang voelt: lekker, op je plek, vertrouwd. Niet meer werkend lijk ik meer tijd te hebben om weer eens naar Berlijn te gaan. Maar veel bindt mij aan huis, aan mijn familie, aan nieuwe taken en verantwoordelijkheden.  Op afstand volg ik alles over Berlijn: radio, internet, mailcontact en appjes. 'Wanneer kom je?' 'Wanneer ga je weer?' 'Ik heb je nieuwe verhaal langs zien komen.'  'Hee, nieuwe foto's? Grappig!' 

September 2018

Barbara stuurt me een app en is opgetogen. Ze had al aangekondigd te zullen optreden op een Iers festival in Treptow. 'Ook na de pauze bleven alle stoelen bezet'! 'En ze hebben ons nog goed betaald ook!' Op een van de podia trad zij op na een band met Ierse folkmuziek. Zij vertelde Ierse sprookjes. Ook als waarzegster op het Karneval der Kulturen heeft ze al eens opgetreden.  In een geheimzinnige, schemerige tent, gekleed in een soort heksenkleding. 'Nee ik bén geen heks en ik spéél geen heks!' Maar ondertussen: ze kan reuze spannend en angstaanjagend sprookjes vertellen.

 November 2019

Ik vraag Barbara of ik begin december een dag of tien kan komen. Is 'mijn' kamer vrij, of misschien een andere? Desnoods een slaapplek op de bank??  Nee, helaas, deze keer niet. Twee meisjes uit Peking willen in ieder geval een maand, misschien wel langer intrekken bij haar om de feestelijke Adventstijd en natuurlijk het Oud- en Nieuwfeest bij de Brandenburger Tor mee te maken. In die ene kamer die ik vaak gebruikte staat alleen maar een tegelkachel waar je hout of briketten in moet gooien om het warm te houden. 

Maar we spreken wel samen af. Ik ga weer een keer koken en dan gaan we samen eten en een avond bijkletsen. Aber bitte, kommst du trotzdem nach Berlin, besuch mich!!!! roept de WhatsApp...

 Samen koken en eten in Berlijn

Barbara's keuken is nog precies zoals ik die herinner. Weer een ander tafeltje, dat ooit in de voorkamer stond, maar nog steeds dezelfde ordening, die ik wel ken, maar een buitenstaander wanhopig zou maken. Chaos in de keuken? Welnee!  Dus ik kook met wat er is en wat ik in overleg met Barbara heb meegenomen.

Onder het eten heeft de Chinese, die uit Beijing een maand of wat over komt, een half uur bijna niets gezegd. Barbara en de student uit München (de andere onderhuurder) en ik quatschen honderduit in het Duits en zij kan dat nog niet.

Halverwege schakelen wij over naar het Engels. We stellen haar best wel kritische vragen. Over Beijing, Hongkong, de leidende rol van de Communistische Partij en over de alles overheersende Chinese overheid.

Zij vindt het niet erg. De vijftig jaren na Mao Ze Dong waren eigenlijk maar een fragment in de lange Chinese traditie van duizenden jaren her. Haar ouders en haar grootouders, willen nooit meer, nee nooit meer terug naar een tijd van achterlijkheid, honger en gebrek. China is welvarend, krachtig, sterk en het is een kwestie van tijd, misschien nog eens vijftig jaar, totdat ook Hongkong en Taiwan zich weer gevoegd hebben bij het Grote Rijk van het Midden, China. Dat is haar oprechte overtuiging.

Zij is enig kind, net als al haar leeftijdgenoten in haar generatie, de pupil van twee ouders en vier grootouders tegelijk. Alleen wie rijk is, neemt twee, misschien wel drie, vier kinderen. Dat is het China van nu en dat vindt ze goed zo.

We kletsen wat af, die avond, en als  Tiu Li en Thomas al weer op hun kamer zitten, komt nog de buurvrouw van beneden. Ze zou komen meeëten, maar om elf uur was er niet zoveel meer over van de maaltijd. Tot na middernacht eten we het laatste op, drinken wat en vertelt zij over het werk, dat ze af en toe doet. Een filmmaker uit Iran.


Mei 2021

Berlijn is spannend en raar op dit moment. Vrijwel niets is toegankelijk, er zijn geen toeristen, de Coronamaatregelen zijn streng. Dus Barbara is verbaasd als ik toch - ja juist nu - wil komen. Ik wil het meemaken, een wereldstad in Doornroosjeslaap, zonder publiek in horeca, theaters, musea, warenhuizen, clubs en bij festivals.

Ze moet wat slaapplek betreft improviseren. Een Belarussische zit op de grote kamer - gevlucht en met horecawerk in Chagall, net om de hoek. En Ignacio uit Chili, die nog steeds niet terug naar huis kan vliegen bezet de kleine kamer. Maar toch, ook ik krijg asiel voor 9 nachten...

Als ik kom is het huis in chaos, de kleinkinderen op wie ze past mogen hun gang gaan. Op mijn slaapplek, naast het bureau liggen knuffels, tekenspullen, speelgoed en muziekboeken. Ik leer een nieuw vocabulaire: het Duits dat kinderen tussen 5 en 9 met elkaar praten en ik leer snel bij, heb heel veel plezier met deze twee meiden. Op een woensdag kom ik thuis, zijn zij weer bij oma Barbara en krijg ik ze mee in de keuken. Samen bereiden wij een heerlijke maaltijd, Barbara dekt fantastisch de tafel en wij smullen in stijl...

Ik help Barbara met het verplaatsen van een aantal schilderijen. Voorzichtig suggereer ik eens een paar grote meubels weg te doen. Haar huis, dat mooie ouderwetse Berlijnse huis op de bel etage dreigt dicht te slibben. Het kan zo mooi en ruim zijn. Zal ze erover nadenken?

juni 2021

Nieuwe reacties

05.09 | 20:35

Hallo Betsy, het belangrijkste is dat je minimaal een half uur van te voren ...

05.09 | 13:17

Moet je hiervoor kaartjes reserveren en zo ja waar doe ik dat dan?

13.05 | 19:41

Dank voor je reactie! Het wrange is dat de eerste eigenaar, familie...

12.05 | 08:31

Boeiende geschiedenis. God is getrouw.