Berlijn Boudewijn

'Niet alles bij ons in de DDR was slecht.'

Na vijf minuten jengelt Sergej om een nieuwe sticker

Met dit kleine groepje van een Kita uit Lichtenberg gaan we op stap.

Een Kindertagesstätte wil ik bezoeken en als het kan een dagje meelopen, contact met medewerkers maken en natuurlijk met de kinderen die daar zijn. Ik heb er naar vier een mail gestuurd: eentje in Wedding,  de Guineastraße, waar ik twee jaar geleden vlakbij in een woning verbleef. Bij de Anna Lindh Kita speelden veel Turkse, Afrikaanse en Duitse kinderen buiten. Eén in  Schöneberg die werkt op antroposofische basis en twee in Lichtenberg, midden in een wijk met vele hoge woonflats en openbaar groen.

Al om half zeven ’s morgens zit ik op een donderdag in de U-Bahn. Die zit al vol met  mensen die naar hun werk gaan. In de tram die ik daarna neem zitten ook studenten en scholieren. Als ik uitstap op het Anton Saefkowplatz is het alsof ik zó in de foto’s van de DDR Revue stap. Dit was een blad dat ik kende uit de zeventiger jaren, waarin die schöne heile Welt van de Duitse Demokratische Republiek werd getoond. Een model nieuwbouwwijk is het hier.  Ik zal er op het eind van het artikel meer over vertellen en ook de foto’s spreken voor zich.

Een oudere man met leren jas en dampend van de sigarettenrook wijst me tot twee keer toe de weg.  Tien voor acht sta ik voor het gebouw, word binnengelaten door Barbara Freitag. Zij had mij om half acht verwacht, bijna alle kinderen zijn er al, ze wilden eigenlijk om acht uur vertrekken.

Met haar collega Roswitha heeft ze, afhankelijk van welke dag van de week het is  11 tot 16 kinderen in de leeftijd van 4  tot 8 jaar.  Met negen kinderen zouden ze  vandaag op stap gaan. Een is er ziek en één jongetje blijft op   aanraden van de moeder toch maar in de Kita vandaag.  Bij terugkomst wil ze me alles laten zien, nu moeten we weg, als ik mijn koffie op heb…

Het Duits dat ik ken is typisch het Duits van volwassenen. Het is aanvankelijk lastig communiceren met Lars, Nikita, Sergej, Gudrun en hoe de andere kinderen heten mogen, ik weet het niet meer.  De een denkt dat ik een voetbaltrainer uit Holland ben, de ander vertelt mij hoe haar dag gaat verlopen en dat papa haar komt ophalen, de derde gaat aan mij hangen en wil weten hoe sterk ik ben. Barbara verbiedt het, spreekt de kinderen toe en vanaf dat moment zijn ze weer braaf en volgzaam.

Barbara is nog net in de  veertig, zoals ze zegt, deed haar opleiding aan een Polytechnische school in Weißensee , liep stages in Marzahn, Rummelsburg en Prenzlauerberg en werd vervolgens pedagogisch medewerker aan een Kita in Lichtenberg. Als ik enthousiast over Prenzlauerberg vertel blaast ze verachtelijk. Dat was toen (jaren tachtig) een afbraakbuurt met asociale elementen, die te lui waren om te werken. Het had net zo’n mooie moderne wijk als Hellersdorf  kunnen worden of zoals bij het Thälmannplatz.

Ondertussen zitten we in de tram, helemaal achterin, zodat de leidsters het overzicht kunnen houden. De kinderen zitten op hun stoel en kijken naar buiten en  Roswitha wijst hen op plekken die we passeren: het sportpark, het zwembad,  de kliniek, het S-Bahnstation, het park waar je ’s zomers buiten een film kunt kijken, het bedrijf waar papa werkt. Als we moeten overstappen wordt het hele groepje kinderen naar één uitgang geleid.  Ze geven ons een hand en als een ketting steken we over naar de andere kant om in de M6 te stappen.

Even later worden de kinderen opgewonden: ze zien de voet van de   Fernsehturm en wippen op hun stoel om eraf te mogen. Bij het Alexanderplatz stappen we allemaal uit. Barbara pakt haar mobiel om even te bellen en korte tijd later voegt zich nog een leidster bij ons. Zij is stagiaire en had hier met de groep afgesproken; ze stond al lang te wachten. Met een snelle blik op mij legt Barbara uit waarom we later zijn gekomen.

Hoewel de kinderen klein en jong zijn, neemt Roswitha toch de tijd om alles te vertellen wat er te zien is. Wanneer de TV-toren gebouwd is, hoe hoog hij is, over het fantastische uitzicht, over een restaurant dat bovenin langzaam ronddraait.

We gaan bij het werelduurwerk staan, ook om een paar foto’s te maken. De uitleg gaat er nu over, waarom het in Moskou twee uur later is. In het oosten gaat de zon eerder op.

Barbara: “Ik ben hier als kind ook op excursie geweest. Dat was een hele gebeurtenis, want we waren heel trots op dit plein, de toren, het uurwerk, de fonteinen. Als puber ging ik hiernaar toe op zondagen om anderen te treffen of in het Volkspalast te gaan. Waren we ook trots op. Mijn vader heeft me een keer alles uitgelegd van dat gebouw daar.’ Ze wijst naar het Haus des Lehrers, waar een groot sociaal realistisch beeldmozaiek is te zien. “Het was zo slecht nog niet hoor, ook al hoor je daar heel verschillende verhalen over.  Wij hadden werk, een moderne woning, ik kon een goede opleiding volgen,  we konden sporten, uitgaan en  er was hier nooit een probleem met eten, hoor! Er was voedsel genoeg, we produceerden meer dan genoeg of het kwam uit de landen om ons heen en natuurlijk uit Cuba, Vietnam, Angola en zo  voort.”

Op de rand van de fontein knabbelen ze aan hun pauzehapje en werken ze stukjes fruit naar binnen. De stagiaire en ik schenken bekers met drinkjoghurt in en  daarna gaan we verder naar het station.

Roswitha vindt dat het Alexanderplatz er niet beter op wordt: ‘Als je hier later op de dag komt, zitten de eerste dronkaards al bij deze fontein. Het is hier dan vol, rommelig, vergeven van de toeristen en uiterst commercieel.  En belachelijk duur. Waarom zes euro voor een koffie met een gebakje?’

Toch hebben ze ook nog een ‘commercieel’ uitstapje. We gaan met het hele stel de Galeria in. Een enorm warenhuis: wat is daar de lol van? De roltrappen natuurlijk! De kinderen blijven netjes met ons meelopen en inderdaad: met alle roltrappen tot de hoogste verdieping en daarna met roltrappen weer terug vinden ze geweldig. Ze zwaaien naar iedereen die voorbij komt glijden…. Ik overleg met Barbara, koop een vel met “Berlin”stickers: allemaal beren.

Als we later weer in de gele tram stappen hebben alle kinderen een sticker op hun pols. Sergej plakt hem op zijn voorhoofd, komt na vijf minuten bij mij jengelen om een nieuwe sticker. Stopt direct als Roswitha hem vermanend aankijkt…. Na een overstap komen we weer uit bij het Anton Saefkowplatz.

“Anton Saefkow? Keine Ahnung”, zegt Roswitha als ik haar vraag wat voor persoon hij was.  Maar Barbara weet er meer van. Terwijl wij richting Kita lopen vertelt zij zijn verhaal. Er zijn veel Duitsers geweest die zich lang hebben verzet tegen het Hitler-regime en Saefkow was als overtuigd communist en vakbondsman al meerdere malen veroordeeld en opgesloten.  In juli 1944 werd hij wegens zijn betrokkenheid bij de aanslag op Hitler (20 juli 1944) gearresteerd en in september opgehangen.

 Alle straatnamen in deze wijk verwijzen naar Duitse communisten en socialisten, die in nazi-Duitsland gevangen werden gezet en uiteindelijk werden terechtgesteld.  Voor de DDR waren deze verzetsstrijders helden: Anton Saefkow, Robert Seiffert, Ernst Reinke, Franz Jakob, Judith Auer, Georg Zahnke, Gustav Lehnig. Een avondje lezen op de Duitse wikipedia  ‘Liste der Straßen und Plätze in Berlin-Fennpfuhl’ onthulde mij onthutsende feiten over communisten en socialisten in Duitsland, die al vanaf de vroege jaren twintig in verzet kwamen tegen het ‘grootkapitaal’ en  tegen het opkomende en later alles overheersende nationaal socialisme. Vrijwel niemand van hen stierf een natuurlijke dood. Gustav Zahnke werd bij een arbeidersdemonstratie in 1930 neergeschoten, krepeerde in het ziekenhuis, Judith Auer stierf 1944 onder de guillotine, Georg Lehnig werd nog in januari 1945 terechtgesteld und so weiter, und so fort. Ik werd er niet vrolijk van, maar besefte weer eens dat lang niet alle Duitsers willoos meeliepen in de mars der nationaalsocialisten.

Als we terug zijn in het kinderdagverblijf gaat het groepje lunchen en daarna moeten een paar ‘even rusten’ oftewel een slaapje doen. Om twee uur zullen ze gewekt worden voor het middagprogramma. Sergejs vader (een jonge Rus) zal hem pas tegen zessen ophalen.

De kinderdagverblijven zijn in de regel open van 6 uur ’s morgens tot 6 uur ’s avonds, soms meer als crèche voor baby’s, peuters en kleuters, soms als dagopvang voor kinderen van nul tot twaalf jaar. Een Kita voor kinderen van 0 tot 12 jaar  kan zo’n 180 kinderen opvangen.

Ik krijg nog een snelle rondleiding door de Kita, waar alles schoon, netjes, maar wel een beetje verouderd is. Speellokaal, eetlokaal, keuken, rustlokaal, een handvaardigheidlokaal, de babykamers, een grote sportzaal, speelplekken buiten onder een groot afdak en een paar prachtige nieuwe speeltoestellen in een grote zandbak. De personeelskamer is een chaos, maar op het prikbord wordt lief en leed gedeeld middels vele kaarten, foto’s en briefjes.

Nee, liever geen foto’s maken, het is hier geen dierentuin, zegt Barbara minzaam, onze ouders stellen dat niet op prijs. De leiding maakt wel foto’s van de kinderen bij bijzondere gelegenheden, maar die foto’s kunnen alleen ouders  door middel van een link in hun e-mail bekijken. Ze laat me even hun website zien en talloze foto's van feestjes, uitstapjes,  het zwemdiploma halen, een klusdag met vele vaders en een schoonmaakavond met vele moeders.

Er zijn niet alleen leidsters, maar ook een kookstaf, een verpleegkundige, een muziekdocente, twee huiswerkbegeleiders  en een paar sportdocenten.  Lang niet iedereen is nog in vaste dienst.  Met veel moeite worden de dienstroosters kloppend gemaakt met  stagiaires,  vrijwilligers, de conciërge en een enkele gepensioneerde. Vroeger, zei Roswitha, in de DDR-tijd en daarna ongeveer tot het jaar 2000 was iedereen in vaste dienst. Arbeid voor iedereen, kinderopvang, sport en onderwijs hadden een hoge prioriteit in die tijd.

De stad Berlijn bezuinigt nu al tien jaar en er is dus even geen geld voor de hoognodige renovatie van deze Kita. De senaat gokt erop dat deze wijk verder veroudert en vergrijst, dus minder gezinnen krijgt en er een paar Kita’s kunnen sluiten, maar het tegendeel lijkt te gebeuren. Jonge gezinnen willen vanuit Hellersdorf en Marzahn dichter op het centrum van Berlijn wonen. De flats zijn weliswaar klein, maar goed voor 2-3 persoons huishoudens, en deels gerenoveerd. Er is veel openbaar groen, een sporthal, een zwembad, een gezondheidscentrum, een winkelcentrum, prima verbindingen met het openbaar vervoer en met brede doorgaande straten: kortom weer in trek als woongebied.

Een paar jaar geleden dreigde het gezondheidscentrum te worden gesloten, iedereen moest maar gewoon naar een van de talrijke ziekenhuizen komen. Op het laatste moment en na veel druk van ouderenbonden, vakbonden en de grootste partijen in de stadsdeelraad (die Linke, SPD en Groenen) bleek het uiteindelijk efficiënter het gezondheidscentrum open te houden.

Als ik rondloop in de wijk probeer ik te kijken door de ogen van voormalige DDR-burgers. Ze hoefden niet meer in krakkemikkige oudbouw te wonen, niet in de donkere woonkazernes van Prenzlauerberg en Wedding. Of veel te grote villa’s in Weißensee te delen met andere gezinnen. Nieuwbouwflats kwamen er, standaard ingericht met eigen keuken, douche en toilet en met een of twee slaapkamers en een woonkamer. Als je geluk had een balkon met fantastisch uitzicht over de hoofdstad. Een onwaarschijnlijk lage huur. Trams voor de deur die elke 8 minuten vertrokken en je naar je werk brachten. Sporthal, zwembad en sportvelden op loopafstand.

Beneden in elke flat was er kinderopvang. En er waren al echte HO – supermarkten, weliswaar met een beperkt assortiment,  maar toch: er waren levensmiddelen genoeg. Voor de weinigen die in het bezit waren van een Wartburg of Trabant was er voldoende parkeerruimte, waren er garageboxen, waar maar al te graag na werktijd gesleuteld werd.  Netjes onderhouden parken en plantsoenen met tientallen plekken waar je kon zitten. Waterpartijen, waar kinderen bij mooi weer in konden spartelen en rondspatten.

Kijk ik door de ogen van een westerling, dan mis ik de eensgezinswoningen. Waarom heeft niemand hier een eigen tuin?  Waar parkeer ik hier mijn auto? De vier schoolgebouwen die ik zie, zijn bijna identiek van uiterlijk en vorm. En de supermarkt heeft weliswaar de naam van een van de goedkope ketens in Duitsland, maar is qua inrichting niet van deze tijd. Je moet trappen op om binnen te komen. Voor de winkelwagens van na 1990 is een provisorische hellingbaan gemaakt.

De hoge flats zijn allemaal van dezelfde pre-fab beton platen gemaakt. De portieken zijn klein, bruine roestsporen lekken uit het beton. Nu ziet het er zonnig en weids uit, maar in de herfst en de winter zijn de pleinen deprimerende betonvlaktes, met een paar miezerige winkels en een enkel café. Waar werklozen hun tijd verdoen of buiten hun zoveelste sigaret staan te paffen. Een goede Bio-laden zul je er niet vinden. En dan die oranje afvalbakken met vrolijke opschriften; moet dat die steenwoestenij opvrolijken? Op de 22e verdieping van zo’n flat giert de wind, tocht het en lekken de ramen.

Tussen tramhalte en winkelcentrum is een kleine markt.  Acht van de tien standhouders is Vietnamees. De negende is een Roemeen en de Duitser verkoopt fietsonderdelen. Ik vind een mooie riem en bij een ander kraampje  een klein AM/FM radiootje. Bij het eetkraampje is het druk. Oost-Berlijners zijn al heel lang vertrouwd met de vele soorten noedel gerechten van de Vietnamees. Voor €3,20 heb je al een maaltijd, voor 50  cent wat rauwkost erbij.

Ik ga op zoek naar de bibliotheek. Toegegeven, de inrichting is gedateerd, jaren tachtig zou ik zeggen, maar de collectie boeken is gevarieerd en bij de kinderboeken zijn ook boekjes in het Vietnamees, het Russisch en het Spaans te vinden. Er zitten veel mensen aan de leestafel om kranten en tijdschriften te lezen. Er zijn computers en ik vraag of ik die mag gebruiken om mijn mail te checken.

De medewerkster is verbaasd mij hier te treffen. Hier komt nooit, echt nooit een toerist. Ik vertel haar over mijn bezoek aan het kinderdagverblijf en dat ik deze wijk eigenlijk heel bijzonder vind. Welnu, computergebruik is eigenlijk alleen voor leden, scholieren en studerenden. Sinds 1 april – zij vindt het zelf belachelijk – moet daarvoor betaald worden. Ze geeft mij een bon  met de dagcode, zodat ik  kan internetten. Toch aardig! Omdat u zo aardig bent, zegt ze.

De bibliotheek is een oase van rust, terwijl er toch veel mensen in- en uit lopen, aan tafel lezen en zelfs een klas die naar het voorleesuurtje komt, beweegt zich rustig over de trappen naar boven.

Een uurtje later schijnt de zon en in de luwte van een van de grote flats is het echt aangenaam. Bij een Konditorei  zit het terras aardig vol. Heerlijke koffie, smakelijk gebak en die tageszeitung (TAZ) die klaar ligt om gelezen te worden. Men neemt de tijd, praat zachtjes,  gebeld wordt er niet, gerookt des te meer. Anton Saefkowplatz, april 2012, een van de eerste warme lentedagen.

Nieuwe reacties

05.09 | 20:35

Hallo Betsy, het belangrijkste is dat je minimaal een half uur van te voren ...

05.09 | 13:17

Moet je hiervoor kaartjes reserveren en zo ja waar doe ik dat dan?

13.05 | 19:41

Dank voor je reactie! Het wrange is dat de eerste eigenaar, familie...

12.05 | 08:31

Boeiende geschiedenis. God is getrouw.